Google
Stuur een mail naar de Begeleidingsdienst voor Vrijescholen: P. van Meurs
                                                                  
Tussendoelen Tussendoel 1:
 
   

TUSSENDOELEN BEGINNENDE GELETTERDHEID

VOOR DE KLEUTERKLAS EN DE EERSTE KLAS

 

 

Dit is een beschrijving van de activi­teiten die op diverse vrijescholen al plaats vinden. De suggesties zijn genoemd door kleuterleidsters uit het hele land op de diverse studiedagen van de Begeleidingsdienst voor Vrije Scholen. Hier zijn ze geordend per tussendoel. Overal waar 'juf staat kan dat natuurlijk ook gelezen worden als 'meester'.

Telkens staat eerst het tussendoel vermeld, met de subdoelen. Daaronder volgen de ideeën, suggesties en aanbevelingen.

Tussendoel 1 'boekoriëntatie'

1.1   Kinderen begrijpen dat illustraties en tekst samen een verhaal vertellen.

1.2  Ze weten dat boeken worden gelezen van voren naar achteren, bladzijden van
boven naar beneden en regels van links naar rechts.

1.3   Ze weten dat verhalen een opbouw hebben.

1.4  Ze kunnen aan de hand van de omslag van het boek de inhoud van het boek al
enigszins voorspellen.

1.5   Kinderen weten dat je vragen over een boek kunt stellen. Deze vragen helpen
je om goed naar een verhaal te luisteren en te letten op de illustraties.


Bij welke activiteiten werken we aan dit tussendoel?

Voorlezen

'Zonder voorlezen kunnen kinderen niet uitgroeien tot echte lezers.' (Aidan Chambers, de leesomgeving 1995, Querido)

Het voorlezen is zonder twijfel de meest voorkomende en meest belangrijke activiteit waar kinderen de gelegenheid krijgen om zich dit tussendoel eigen te maken. De meeste kinderen worden thuis ook voorgelezen, maar er zijn kinderen die niet of nauwelijks worden voorgelezen. Het is goed om daar met de ouders over te spreken en hen te wijzen op het grote belang ervan voor het latere leren lezen van hun kinderen. Ook op school is voorlezen belangrijk, omdat juist door samen in de groep voorgelezen te worden en te kunnen reageren op de boeken, kinderen weer andere elementen zullen ontdekken. Je kan bij het voorlezen een onderscheid maken tussen passief voorlezen en interactief voorlezen. Bij passief voorlezen leest de juf voor en luisteren de kinderen in stilte. De kinderen worden tot zwijgen gemaand wanneer ze reageren. Het verhaal wordt net als bij het vertellen zonder onderbreking door verteld. Bij het interactief voorlezen last de juf bewust pauzes in, bijvoorbeeld om de prenten te laten zien en mogen de kinderen reageren op elkaar of op het verhaal. Hier wordt de ontwikkeling van dit tussendoel meer door gestimuleerd. Soms is het voldoende een plaatje te laten zien en verwachtingsvol te kijken, om de kinderen aan te zetten hun eigen gedachten over het verhaal te uiten.

Een voorbeeld uit een klas

Juf laat een plaatje zien uit het prentenboek over een schip. 'En?', vraagt ze alleen maar. Een jongetje staat op en zegt: 'Kijk hij staat helemaal zo.' Hij doet het voor. Verschillende kinderen staan ook even op om als de boot staan. 'Ik denk dat de mensen wel bang zijn', zegt een meisje. 'Waarom denk je dat?', vraagt juf. 'Hij kijkt zo droevig/ Ze wijst op de bladzijde ernaast. Verschillende kinderen kijken even droevig, net als het jongetje op de plaat. Weer een ander zegt'lk denk dat hij moet huilen.' Er ontspint zich een klein gesprekje over huilen en bang zijn en varen op boten. Dan zegt juf:'Let maar op, ik ben benieuwd hoe het nu verder gaat met onze jongen op de boot7 En de kinderen luisteren weer in stilte.

Aanbevelingen uit Protocol Leesproblemen en Dyslexie (Wentink en Verhoeven, 2001, pag. 36-38):

 

 

Ideeën om kinderen te helpen de aandacht te richten

Sommige kinderen hebben duidelijk meer moeite om zich op het verhaal te richten dan anderen. En juist de kinderen die moeite hebben, willen we graag bereiken. Vaak zijn dat ook juist de zogenaamde risicokinderen. Om de aandacht tijdens het vertellen in de kring te bevorderen hebben de kinderen met een zwak auditief onderscheidingsvermogen andere zintuigindrukken nodig om de aandacht op het verhaal te richten. De volgende voorbeelden kunnen gebruikt worden als een auditieve activiteit:

 

Houden van boeken

(omgaan met boeken, praten over hoeken, kijken in boeken)

Behalve het daadwerkelijke voorlezen, zijn er ook diverse momenten waarop een juf, haast terloops, de kinderen invoert in de geletterde wereld. Dit zijn meestal geen klassikale momenten, maar meer op het individuele kind toegesneden interacties. In veel klassen is het gebruikelijk dat de kinderen na het opruimen even een boekje mogen kiezen en dat al dan niet samen mogen inkijken. Vaak komen op die momenten spontane situaties voor waarin juf vragen stelt of met de kinderen praat: Waar ging dit boekje ook al weer over? Vind je dit een mooi boek? Welke heb jij gekozen? Waar zou het over gaan? Welk boek zal ik vandaag voorlezen? Ook nemen kinderen boeken van thuis mee omdat ze graag willen dat juf ze voorleest. En kan zich op die momenten zo'n gesprekje ontspinnen. Hoe plan je nu zoiets in? Dat doe je niet. Het is meer het openstaan voor de mogelijkheden die zich voordoen, dan het daadwerkelijk plannen van zulke interventies. Door zelf met eerbied en zorg om te gaan met boeken, leren de kinderen beseffen dat een boek niet zomaar iets is, ze bootsen de juf na. Maar ook door zorg te dragen voor een groot en liefst steeds wisselend aanbod van prentenboeken in de klas, maak je als juf de kans groter dat kinderen geïnteresseerd raken in boeken. En vooral door in de klas boeken te hebben of voor te lezen waar je als juf affiniteit mee hebt. Wanneer boeken speciaal voor de kinderen door juf bij elkaar zijn gezocht, werkt dat onbewust door in de eerbied die kinderen voor boeken opbrengen. Door een vast moment in de dag aan te houden, wordt een vanzelfsprekende gewoonte opgebouwd om met zorg met boeken om te gaan. Door een boekenrek in de klas te hebben, of een jaartafel, waar regelmatig boeken opengeslagen op een mooie pagina te zien zijn, wordt de nieuws­gierigheid geprikkeld. Kinderen krijgen een gevoel voor het jaarritme wanneer ze in de boeken die op de jaartafel staan, het komende seizoen kunnen herkennen. Sommige boeken lenen zich ervoor om halverwege eens aan de kinderen te vragen hoe zij denken dat het verhaal zal aflopen. Wanneer het daarna wordt voorgelezen, is er vaak veel aandacht van de kinderen.

Vertelhoek

In de kleine kring is het makkelijker om interactief voor te lezen. Dat kun je bijvoorbeeld noodzakelijk achten voor een paar kinderen die in de grote kring weinig aandacht voor een verhaal kunnen opbrengen.

Het helpt als daarvoor in een rustig hoekje van de klas een leeshoekje is ingericht. Een gezellig bedje met kussens of een bankje. Een duidelijke regel; niet meer dan drie kinderen of twee kinderen en juffie voorkomt dat de hele klas om je heen komt zitten zogauw jij even met een paar kinderen wilt gaan zitten.

Een voorbeeld uit een klas

 

Bibliotheekjuffrouw

In een vrije kleuterklas waar de kinderen te onzorgvuldig met de boeken omgingen stelde de juf op een dag een bibliotheekjuffrouw aan. Zij koos daarvoor een oudste kleuter die haar opruim-taak aan het eind van de speeltijd af had, met als hulpje een jongste kleuter. Samen beheerden zij de kist met boeken. Nadat de kist netjes was opgeruimd, vertelde de juf de bibliotheekjuffrouw welk boek zij graag zou willen laten zien. De bibliotheekjuffrouw zocht de gewenste titels op; het hulpje mocht het boek aan juf geven. Het pakte goed uit; juf gaf het boek een speciale behandeling. Dat riep eerbied op.

 

Logeerbeer

Soms kan het helpen om ouders meer te betrekken bij het voorlezen. Kinderen die zich op school in de grote kring niet zo aangesproken voelen door een verhaal kunnen thuis in de rustige omgeving wel de kans krijgen zich met het verhaal te verbinden. En het kan hen helpen wanneer er een brug wordt gemaakt tussen dat wat er thuis gebeurt en dat wat er op school gebeurt. Op verschillende scholen is een logeerbeer daarvoor een succesvol hulpje gebleken: Wat je nodig hebt, is een beer die met zijn koffertje elke week bij iemand anders uit logeren gaat. Hij neemt altijd een pyjama, een tandenborstel en een boek mee in dat koffertje. Liefst het boek waar het gastland een bijzondere voorkeur voor heeft. Dat boek moet thuis voor het naar bed gaan voorgelezen worden, anders slaapt beer niet in! Natuurlijk luistert het kind mee. En als na een week de beer terug komt op school weet het kind misschien wel veel te vertellen over alles wat hij in de voorgelezen verhalen zo leuk vond. Met de logeerbeer kunnen we het kind laten ervaren: aan boeken in de kring is voor mij ook iets te beleven. Het beoogt afhaakgedrag van niet auditief ingestelde kinderen te voorkomen of om te buigen.

 

 

Boeken maken

Door kinderen zelf een boek of boekje te laten maken, bootsen ze na hoe boeken gemaakt worden, hoe de opbouw is van een boek, hoe een boek van voren naar achteren wordt gelezen. Er zijn veel varianten denkbaar.

 

 

Seizoenenboek

De kinderen kunnen een seizoenenboek maken met elkaar, waarin iedereen een tekening van het seizoen maakt en juf de tekeningen tot een geheel samenbindt. Het volgende seizoen maken de kinderen weer een boek, tot tenslotte in de zomer er vier klassenboeken van de vier seizoenen met elkaar zijn gemaakt. De boeken kunnen gelezen worden door de kinderen, of uitgeleend worden aan de andere kleuterklas.

Maar ieder kind kan ook een eigen seizoenen boek maken en in de zomer een boek van vier tekeningen mee naar huis nemen. Naar mate de kinderen ouder zijn zullen ze meer figuratief tekenen over het seizoen. De jongste kinderen tekenen niet over het seizoen, maar tekenen in het seizoen. 'Deze tekening maakte je in de winter.' De juf kan er voor kiezen om er per seizoen een andere kleur karton op een iets groter formaat achter te plakken. Het boek wordt steviger en de vier seizoenen ook voor de kinderen in de klas in ieder boekje herkenbaar.

 

 

Mijn week

De kinderen tekenen een week lang iedere dag een eigen tekening. De tekeningen worden tot een boekje van de week gebundeld. 'Dit is de week van (bijvoorbeeld) Carolien'

Een voorbeeld uit een klas

Een groep oudste kleuters zit bij elkaar terwijl de jongere kinderen al aan het vrije spel begonnen zijn. Juf vraagt: 'Welke kleur zullen we vandaag nemen?' Marlies is jarig en ze kiest rood. Alle kinderen maken een rode rand om hun tekening. Ze kijken bij elkaar hoe rood ze die rand krijgen kunnen. 'Zonder één stippeltje wit ertussen', wil een jongen. De anderen doen braaf wat hij voorstelt Dan zegt juf: !Zo dat is mooi gedaan. Teken nu jouw dag vandaag.' De kinderen tekenen er \n en ieder vat de opdracht op eigen wijze op. De één tekent heel concreet wat hij gaat doen die middag. Veel kinderen tekenen de verjaardag van Marlies. Andere kinderen tekenen alleen maar mooie kleuren. Als ze klaar zijn mogen ze opruimen. Een meisje laat zien hoe de tekeningen van de andere dagen van deze week er uit zagen: ledere dag heeft een eigen gekleurde rand gekregen, ledere dag tekende zij over wat er op school gebeurde. Ze vertelt er over en is trots op haar week.

 


Een boekje met verhaal

De kinderen maken een eigen boekje met een verhaal. Ook hier zijn weer verschillende varianten denkbaar. Van de simpelste vorm: een illustratie van een sprookje of de vraag 'wat heb je getekend?' en op de achterkant schrijft juf het verhaal, tot een uitgebreid boek waarin juf ieder kind een eigen verhaal laat verzinnen en afspreekt wat ze zullen tekenen. De kinderen kunnen later 'nalezen' wat ze hebben verzonnen.

Er zijn een paar keuzes die je als juf maakt:

 

 

 

Een voorbeeld uit een klas

Het is vrijdag. Een groepje oudste kleuters zit aan tafel te tekenen tijdens het begin van het vrije spel. Ze werken iedere dag voor ze gaan spelen even aan hun boekje. Ze tekenen het verhaal van vrouw Holle. Een jongen heeft nu vier tekeningen, van iedere dag van deze week één: een huis met twee meisjes, een appelboom, een oven en een geel meisje met een haan. 'Ha juf, nu heb ik echt zwart nodig!', roept hij triomfantelijk. 'Vandaag moet ik echt de pek tekenen.' Hij krijgt een zwart krijtje dat juf in een doosje apart bewaart. Een meisje heeft wel twintig tekeningen gemaakt. Minutieus tekent zij het verloop van het verhaal, de twee zusjes, de een die alles doet, de ander die ontevreden kijkt, de spintol, de put, de groene weide waarop het ijverige meisje terecht komt, al het goud dat het ijverige meisje over zich heen krijgt enz.

 

td1b

Ze heeft de nummers achterop haar tekeningen gezet en toen ze de nummers niet meer wist heeft juffie dat verder voor haar ge­schreven. Ook zij werkt hard door om vandaag het boekje af te krijgen. Aan het eind van de dag hebben ze hun boekjes af en is het vakantie. Ze nemen de boekjes mee naar huis. Op de gang leest' het meisje haar tekeningen voor aan haar moeder. Zonder dat er tekst bij staat, weet zij precies wat er op iedere bladzijde gebeurt.